De jobstudent zat in het middelste loket in het Centraal station, bovenaan de trap onder de enorme tijdregeling, in een glazen hokje dat hem moest beschermen tegen de grote boze reizigers. Op dat glas, aan weerszijden van zijn hoofd, hingen twee posters, waar in koeien van letters STUDENT! ETUDIANT! opstond. Dan hadden ze hem ook nog eens in een knaloranje T-shirt gestoken – STUDENT (buik) STUDENT (mouw 1) STUDENT (mouw 2). De duts.
Ondanks die ongunstige factoren deed hij z’n best om competent over te komen, hij rolde op zijn bureaustoel daadkrachtig heen en weer tussen microfoon, kaartjescomputer en printer, probeerde zijn blauwe ogen een zelfzekere blik op te leggen. Het mocht niet baten. De rij aan zijn hokje was al relatief kort, de mensen die er wel stonden gingen steeds sceptischer kijken en algauw verschoof een eerste naar een ander loket aan zijn linkerkant. Dan slopen er nog een paar weg en was er geen houden meer aan; druppelgewijs verdwenen alle wachtenden en plots sta ik oog in oog met het hoofd boven het oranje T-shirt tussen de posters.
Ik glimlach en knik hem bemoedigend toe – we moeten allemaal toch ergens beginnen, nietwaar? dat je tegenwoordig geen groot licht hoeft te zijn om voor student door te gaan is een feit, maar al bij voorbaat veronderstellen dat het allen idioten zijn is toch een brug te ver, lijkt me zo. de wereld gaat aan vooroordelen ten onder, en wij zijn toch beter dan dat, is het niet? Dus vraag ik beleefd om een hernieuwing van mijn abonnement.
Wat hij vervolgens verknoeit.